Wat doe je met deze eerste visietekst?

Het uitwerken van een visie is altijd het werk van een groep en de visie moet voldoende gedragen en gedeeld worden door alle betrokkenen.

Een visie is een richtinggevend instrument dat de algemene lijnen voor een voldoende lange tijd uittekent.

Het is bij het uitwerken van een visietekst niet nodig om in detail in te gaan op specifieke afspraken en regels. Die kunnen wel worden opgenomen in bijvoorbeeld je schoolreglement of de leefregels van je school.

Op die manier zal een visietekst een langere looptijd hebben dan een afsprakenboek of reglement. Het geeft de algemene principes weer en de wijze waarop deze geconcretiseerd worden in diverse domeinen van het beleid.

Koppel de visietekst terug aan het team. Zien ze mogelijke verbeteringen? Vraag aan het team of er een meerderheid is die zich achter deze visie kan scharen.

Hopelijk heb je nu een meerderheid. Maar de mening van de minderheid kan je visietekst nog heel wat verbeteren aan de hand van drie vragen:

  • Zijn er collega’s die niet (volledig) akkoord gaan met deze visie?
  • Zijn er collega’s die deze opmerkingen/bezwaren/aandachtspunten herkennen, of die dezelfde mening delen?
  • Wat hebben deze mensen nodig om zich toch nog achter deze visietekst te kunnen scharen?

Vaak gaan de opmerkingen over praktische zaken, haalbaarheid en psychologische drempels:

  • “Ik heb hier geen tijd voor.”
  • “Ons lerarenteam heeft hier geen tijd voor. We doen al zoveel themadagen en projectweken. En de planlast is nu al zo groot.”
  • “Ik voel mij niet comfortabel om hier met leerlingen over te praten.”
  • “Is dit geen dode tekst die weer in de kast verdwijnt voor de komende 5 jaar?”

Deze zaken hoeven niet per se in de visietekst opgenomen te worden, maar kan je wel meenemen wanneer je een afsprakenboek, schoolreglement of leefregels opstelt.

Probeer te zoeken naar oplossingen die hun belangrijkste problemen oplossen of verminderen, zoals:

  • Leraren die niet gemotiveerd zijn rond dit thema geven best ook geen seksuele opvoeding.
  • De planlast kan worden verkleind door bepaalde lesinhouden aan te raken in verschillende vakken. Je vertrekt niet van nul. Je kan in kaart brengen wat iedereen nu al doet.
  • Leraren kunnen een opleiding volgen om groepsgesprekken op een niet-veroordelende manier te begeleiden.
  • Je kan de visie levend houden door ze binnen een jaar nog eens te herzien. Je kan sommige leraren wat ontlasten zodat ze hier meer tijd voor krijgen.
  • Je kan voor sommige graden externe vormingswerkers inzetten.

Je kan dezelfde oefening doen met het CLB, de ouders en leerlingen. Je zal niet aan alle opmerkingen tegemoet kunnen komen.

Er worden zaken van de school decretaal verwacht: het behalen van de eindtermen, en kwaliteitsvolle leerlingenbegeleiding voorzien waaronder een gezondheidsbeleid.

Van dode letter tot groeiend document

Nu je een gedragen visietekst hebt, dien je deze uit te dragen naar je ouders en leerlingen.

Een tekst in het schoolreglement of op Smartschool wordt vooral door de ouders en leerlingen gelezen die goed Nederlands kunnen en sterker betrokken zijn bij de school.

Is de tekst wel op maat van je leerlingen geschreven? Probeer de belangrijkste krachtpunten van je visietekst op een laagdrempelige manier tot bij de ouders te krijgen.

Bijvoorbeeld via een aankondigingsbord op het oudercontact, een aanspreekpersoon aan de schoolpoort, een flyer in de agenda, een flyer overlopen bij het oudercontact of de inschrijving, …

Deze communicatie dien je elk jaar opnieuw te doen; doe dus elk jaar voordien een korte check of alles nog actueel is.

Krijg je vragen of klachten van ouders, dan kan je meestal terugvallen op de visietekst. Heb je het gevoel dat er misschien toch iets moet veranderen, of dat er iets onduidelijk is, bespreek de visietekst dan nog eens met je team.

Bekijk na een jaar eens of je de visie wel omzet in concrete handelingen:

  • Gaan we in onze lessen seksuele opvoeding voldoende in op de vragen die leven bij de leerlingen zelf?
  • Behouden we voldoende ruimte voor gezonde relaties en seksualiteit of leggen we (te) sterke regels op ter preventie van seksuele risico’s?
  • Gaan onze lessen ook over positieve zaken van seksualiteit, nl. duurzame relaties, hoe je de eerste keer leuk kan maken, hoe je kan flirten, hoe je het goed aanvraagt en uitmaakt, je goed voelen in je lichaam, etc. Of wordt er enkel/vooral ingespeeld op de preventie van risico’s?
  • Gedragen onze leraren zichzelf als rolmodellen als het aankomt op seksuele gezondheid? Gebruiken zij geen seksistische, homofobe, of transfobe taal? Gaan zij op een correcte manier om met collega’s en leerlingen?
  • Is er duidelijk naar leerlingen gecommuniceerd bij wie ze terecht kunnen met vragen?
  • Is er in elk jaar/graad voldoende aandacht voor relaties en seksualiteit? Of beperkt het zich tot een projectdag om de 3 jaar?
  • Reageren we voldoende en correct op discriminerende opmerkingen in de klas?
  • Is onze visie duidelijk verankerd in de afspraken en regels van onze school?